De ontsluitingen van de eventuele nieuwe ontwikkelingen zullen moeten aansluiten op de Leuvensesteenweg en niet via het jaagpad. Het is de betrachting om het jaagpad te reserveren voor fietsers en wandelaars. Hoe de mogelijke nieuwe ontsluitingen dan effectief zullen lopen, zal nog onderzocht worden tijdens het planningsproces.

Met dit nieuwe RUP wordt ingezet op meer open ruimte waardoor de omgevingskwaliteit stijgt en er ook meer biodiversiteit kan ontstaan. In de MER-studie zal alleszins ook de biodiversiteit onderzocht worden.

In de startnota staan de ambities opgelijst en is een analyse van de bestaande toestand terug te vinden. Op basis daarvan werden een aantal concepten uitgewerkt. Zo is een gedeelte van het binnengebied overstromingsgevoelig. Deze zones zijn dan ook als open ruimte opgenomen in de concepten.

In het concept ‘bebouwing’ werden twee zones aangeduid voor mogelijks bijkomende ontwikkelingen. Enerzijds vertrekkend van de bestaande Sint-Albertuswijk en anderzijds een aanzet naar stedelijkheid langs de waterkant. Beide zones zullen een andere typologie krijgen. Zo zal de uitbreiding ter hoogte van de bestaande Sint-Albertuswijk meer aansluiten bij de wijk, terwijl de typologie langs de waterkant een meer stedelijke typologie zal krijgen. Hoe en welke typologie juist zal verder onderzoek nog uitwijzen.

De RATO-site bevindt zich niet binnen het huidige RUP-contour waardoor de bestemming volgens het gewestplan nog steeds geldt nl. ‘woongebied’. Binnen de bestemming woongebied kan steeds een vergunning afgeleverd worden voor zowel wonen, handel, kantoren als bedrijvigheid. Hierdoor werd in het verleden dan ook een vergunning afgeleverd voor een LIDL. De beroepsprocedure tegen de afgeleverde vergunning staat los van de opmaak van een RUP, tenzij er een bestemmingswijziging nodig zou blijken. Dit is hier niet het geval. Uiteraard moet de beslissing over de vergunning wel correct opgenomen worden in het register van afgeleverde vergunningen binnen het onderzoeksgebied.

Samen met de opmaak van een plan-MER dient er ook een Ruimtelijke Veiligheidsrapportage (RVR) uitgevoerd te worden. Met deze RVR wordt bekeken of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied sevesobedrijven aanwezig zijn. Sevesobedrijven zijn bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, verwerkt of opgeslagen. Vandaag bevinden zich in Mechelen 2 sevesobedrijven nl. Procter & Gamble en Axalta Coating Systems. Allebei gelegen in Mechelen-Zuid op ongeveer 2,4 km van het onderzoeksgebied. Met de RVR wordt bekeken welke maatregelen nodig zijn bij problemen bij het sevesobedrijf. Door de voldoende grote afstand tussen de bedrijven en het projectgebied, zijn er geen bijkomende maatregelen nodig.

Momenteel loopt er inderdaad een vergunningsaanvraag voor een overslaghal bij IVAREM. Zolang het vergunningstraject niet afgerond is met een uitvoerbare vergunning, zijn er geen bijkomende maatregelen nodig. Bovendien kunnen/zullen er bepaalde maatregelen opgelegd worden binnen het vergunningstraject zelf.

Binnen het MER-luik bevindt zich ook de discipline Erfgoed dat onderzocht wordt. Er zal bekeken worden hoe op lange termijn een bepaalde waardering kan gegeven worden. Het RUP Spreeuwenhoek-Venne sluit aan op het RUP Ragheno en in beide studies zullen uitspraken en voorwaarden worden vastgelegd over de zone langs de Hanswijkbeek. Hierdoor wordt de Hanswijkbeekvallei volledig opgenomen en ontstaat er een volwaardig valleigebied.

Het bufferbekken is aangelegd in het kader van de rioleringswerken in de wijk Sint-Albertus. Vanaf dit bufferbekken is er een vertraagde afvoer voorzien naar de Hanswijkbeek. Het gaat hier wel degelijk over een bufferbekken en geen infiltratiebekken, waardoor de infiltratiegevoeligheid geen issue is. Toch heeft de stad een aantal boringen laten uitvoeren om de ondoordringbare kleilaag te doorbreken, zodat een deel van het opgevangen water kan infiltreren in de ondergrond. Toekomstige vragen over het bufferbekken of andere rioleringswerken kunnen steeds gemaild worden aan openbaardomein@mechelen.be.

Er zijn verschillende types overstromingsgevoeligheid. Er zijn de effectieve overstromingsgevoelige gebieden, de potentiële overstromingsgevoelige en ook ‘van nature overstroombare gebieden’. De zone langs een waterloop wordt steeds als een overstroombaar gebied bestempeld terwijl de zone niet gekend staat als een risicozone voor overstromingen. In de studie wordt rekening gehouden met alle mogelijke effecten en situaties.

De ambitie in de startnota gaat over het aantal voorzien binnen het nieuwe RUP, omdat dit RUP het bestaande RUP moet vervangen. Het aantal vooropgesteld in het bestaande wordt dan als referentie genomen. Uiteraard worden de ontwikkelingen vlakbij en binnen het onderzoeksgebied meegenomen in de verschillende onderzoeken. Ook zullen in de MER-studie toekomstige ontwikkelingsscenario’s opgenomen worden, zoals het project Ragheno. Dit project is nog niet definitief goedgekeurd en wordt dan ook beschouwd als een mogelijk ontwikkelingsscenario.

In het concept mobiliteit, terug te vinden in de startnota, wordt uitgegaan van twee mobiliteitskamers. Die spreiden het verkeer afkomstig van eventuele nieuwe ontwikkelingen over de Leuvensesteenweg. Hoe en waar maken deel uit van het verdere onderzoek. In de startnota staat hoe en wat er allemaal onderzocht zal worden. Met de publieke raadpleging tot en met 27 juli 2020 wordt er input en feedback gevraagd aan de burgers. Die feedback wordt nadien verwerkt in een scopingnota. Pas na de scopingnota starten de verdere onderzoeken. 

Een mobiliteitsplan is een beleidsplan. Het beleid bepaalt of een plan wordt herzien en/of geüpdatet. In de studie voor een nieuw RUP wordt het bestaande mobiliteitsplan opgenomen als goedgekeurd beleidsplan.

Momenteel lopen er 2 planningsprocessen: het RUP Ragheno en het RUP Spreeuwenhoek-Venne. Beide planningsprocessen worden door dezelfde studiebureaus opgemaakt, waardoor ze goed op elkaar afgestemd kunnen worden.

Binnen de MER-studie wordt rekening gehouden met de bestaande toestand en met toekomstige ontwikkelingen. Zolang een proces niet afgerond en/of goedgekeurd is, wordt dit project als een ontwikkelingsscenario beschouwd. Dus ook al is het RUP Ragheno nog niet goedgekeurd, toch zal deze studie als ontwikkelingsscenario bestudeerd worden.

Klimaatverandering is op zich geen aparte discipline binnen de MER-studie. Toch zal bij elke discipline steeds een klimaatreflectie voorzien worden. Hebben bepaalde toekomstige ingrepen invloed op zowel klimaatadaptatie als -mitigatie? Zo wordt ook bijvoorbeeld het warmte-effect onderzocht bij meer of minder verhardingen, groen, enzovoort.

In de startnota worden verschillende concepten toegelicht, waaronder de bebouwing, ontsluiting en open ruimte. Al deze concepten worden samengevat in een structuurschets van hoe het gebied ontwikkeld kan worden. Uiteraard is deze schets nog niet concreet en dient er nog onderzoek te gebeuren. De ambitie zal zijn op welke manier de bebouwingen gerealiseerd kunnen worden met zo veel mogelijk behoud van open ruimte. Dit zal bijvoorbeeld mogelijk zijn door compactere bebouwingstypologieën te voorzien, kwalitatief en denser. Als na het onderzoek blijkt dat het vooropgestelde aantal wooneenheden niet gerealiseerd kan worden, zullen deze aantallen niet voorzien worden en ook niet elders gerealiseerd worden.

In de MER-studie wordt onderzocht welke impact een toekomstige ontwikkeling zal hebben op verschillende disciplines, waaronder bodem, water, enz. Op basis van de resultaten kunnen bepaalde maatregelen worden opgelegd zoals bijvoorbeeld aanleg van bufferbekken en afwateringsstromen. Het onderzoeksgebied bevindt zich tussen de Leuvense Vaart, de Leuvensesteenweg, de Hanswijkbeek en de Barebeek. De zone tussen de Wupstraat en de Barebeek staat gekend als een signaalgebied. Dit gebied is overstromingsgevoelig en kan effectief overstromen. De Vlaamse regering bekijkt momenteel of dit gebied, dat volgens het gewestplan de bestemming ‘wonen’ heeft, een nieuwe bestemming moet krijgen. Deze studie van de Vlaamse regering maakt deel uit van de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

Eén van de concepten in de startnota is om de open ruimte rond de Hanswijkbeek te vrijwaren om zo de bestaande groene structuren met elkaar te verbinden en te versterken. Hoe dit moet gebeuren, zal nog verder onderzocht moeten worden. De Hanswijkbeek en –vallei maken wel onderdeel uit van de biologische structuur.

De Vaartdijk volledig autovrij maken is helaas niet mogelijk, aangezien er een aantal bestaande woningen langs de Muizenvaart bereikbaar moeten blijven. Het is wel de bedoeling om de veiligheid op de fiets-o-strade en het fietspad te verbeteren. De eventuele nieuwe ontwikkelingen langs de Muizenvaart zullen niet via het jaagpad ontsloten worden.

Tijdens de goedkeuringsprocedure van het nieuwe RUP wordt geen mobiliteitsplan opgemaakt. Mobiliteit wordt wel onderzocht in de studie voor de Milieu-Effecten-Rapportage (MER). Naast de capaciteit van de bestaande infrastructuur, gebeurt er ook onderzoek naar de verkeerssystemen en de verkeersleefbaarheid. Al die factoren bepalen mee het totale programma.

Het dossier voor het plaatsen van de riolering bij de heraanleg van de Lotelingstraat werd ingediend bij de VMM voor het bekomen van subsidies. Van zodra de subsidies zijn toegekend en er duidelijkheid is over het RUP, kan er een timing en vergunningsaanvraag voor de heraanleg van de Lotelingstraat opgemaakt worden.

Het nieuwe RUP wil zoveel mogelijk afblijven van het private bos langs de Hanswijkbeek. Dit verschilt van de vroegere visie waarbij een nieuwe hoofdontsluiting door het bos liep. In het nieuwe RUP zijn er twee mobiliteitskamers van elkaar gescheiden voor gemotoriseerd verkeer, hulpdiensten uitgezonderd. Er zijn dus verschillende ontwikkelingslobben die elk apart aansluiten op de Leuvensesteenweg. De locatie van de aansluitingen ligt nog niet vast. Op de concepten staan enkel indicatieve aanduidingen.

In de MER-studie wordt onderzocht welke impact een toekomstige ontwikkeling zal hebben op verschillende disciplines, waaronder bodem, water, enz. Op basis van de resultaten kunnen bepaalde maatregelen worden opgelegd zoals bijvoorbeeld aanleg van bufferbekken en afwateringsstromen. Er zal met andere woorden onderzocht worden hoeveel bijkomende infrastructuur en verhardingen gerealiseerd kunnen worden en hoe de bijkomende hoeveelheden gebufferd en/of verwerkt moeten worden.

Deze vraag is meer algemeen en gaat niet specifiek over de startnota. Een RUP is een bestemmingsplan dat de bestemmingen in het gewestplan kan wijzigen. De percelen van het voormalige Alstombos liggen volgens het gewestplan in woongebied. Dat is dus voorbestemd om woonprojecten te realiseren in alle mogelijke vormen.

De bestemming woonuitbreidingsgebied, zoals een groot deel van het gebied Spreeuwenhoek, kan enkel bebouwd worden met groepswoningen. Dit zijn woningen in groep gebouwd. In het verleden was dit vooral voor woningen in een sociale context. Om te zorgen dat niet enkel groepswoningbouw mogelijk is, is er een bestemmingswijziging nodig via de opmaak van een RUP.