De archeologische resten onder het 19de-eeuwse Loretteklooster waren uitzonderlijk goed bewaard. Jammer genoeg kon slechts een derde van het terrein opgegraven worden. Het meest zuidelijk gelegen erf bleek het interessantst.
De onderste lagen
De geschiedenis van dit erf begint met een ophoging. Twee dikke, opeenvolgende pakketten leem dekken de moederbodem af. De hoge grondwaterstand van de terreinen tussen de Melaan en de Dijle maakte dit waarschijnlijk noodzakelijk. De achtererven van de meer noordelijk gelegen erven vertoonden dezelfde ophoging, waarschijnlijk werd het ganse gebied op deze wijze bouwrijp gemaakt. Het jongste van de twee leempaketten lag op rieten matten, vermoedelijk om het werk gemakkelijker te laten verlopen. Een radiokoolstofdatering van een staal van het riet zal uitsluitsel geven over de datering van deze ophogingsfase. Na het bouwrijp maken van het terrein verschijnen er afvalkuilen. Kleine scherfjes in de vulling plaatsen deze kuilen waarschijnlijk in de eerste helft van de 13de eeuw.
Het eerste huis
Bovenop deze kuilen, gelegen aan de straatzijde, verschijnt in de loop van de 13de eeuw het eerste huis. Dit lemen huis bezat een centrale haard, die tot zes maal toe (!) heraangelegd wordt. Tijdens de 14de eeuw wordt een bakstenen huis opgetrokken met indrukwekkende muren (inclusief bakstenen gevel) en getrapte muurnissen. Uit de 14de eeuw kan eveneens een brandlaag vermeld worden, die zich over het hele erf uitspreidt.
De opvolgers
Tijdens de 15de eeuw wordt dit huis uitgebreid en wordt er een grote bakstenen beerput aan toegevoegd. Deze raakt in onbruik tijdens de eerste helft van de 16de eeuw. Tijdens de 16de eeuw lijkt het hele erf, van de straatzijde tot achteraan, gekasseid te worden en behoort het misschien toe aan het aanpalende erf. Na deze korte onderbreking wordt er een nieuw huis gebouwd en dit blijft in licht gewijzigde vorm voortbestaan tot in de 19de eeuw, tot op de dag dat de Zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Barmhartigheid het pand afbreken en hun kloostercomplex uitbreiden met een nieuwe vleugel. Waarschijnlijk mag de geschiedenis van dit erf in grote lijnen tekenend genoemd worden voor het gehele complex, met uitzondering van het Hooghuys. Dit indrukwekkende pand werd - althans gedeeltelijk - in Doornikse kalksteen gebouwd en neemt hierdoor een vrij uitzonderlijk positie in binnen het laatmiddeleeuwse Mechelen. De kalkstenen kern van het 16de eeuwse Hooghuys kan misschien wel een 13de eeuws pakhuis geweest zijn, gelegen naast de Melaan. Deze vroege datering is niet zo uitzonderlijk gezien de resultaten van het archeologisch onderzoek op de erven ernaast.