Clarenhof

Op de plaats van de vroegere Euroshopping werd het wooncomplex Het Clarenhof gebouwd. Het archeologisch onderzoek van de onderliggende bodem wees uit dat hier in de middeleeuwen een leerlooiers- of huidenvetterswijk gelegen was. De site leverde 19de eeuwse en middeleeuwse huisplattegronden en uitzonderlijk veel zeer goed bewaard aardewerk naar boven. Van februari tot september 2009 voerden de archeologen van de dienst Archeologie een onderzoek uit op de site, gefaseerd in 3 werkputten. Hoewel de totale omvang van het bouwblok 0,8 ha besloeg, werd slechts een vierde ervan, namelijk de zone tussen de Leermarkt, de Blaasbalgstraat, de Huidevettersstraat en de vliet ‘De Gracht', onderzocht. Andere zones, zoals deze waar sinds de 17de eeuw het klooster van de rijke Claren stond, werden reeds in de jaren 1970 vernield bij de bouw van het Euroshoppingcomplex.

Leermarkt, Blaasbalgstraat, Huidevettersstraat, .... Bij wie vertrouwd is met de oude ambachten zullen deze straatnamen ongetwijfeld een belletje doen rinkelen. ‘Huidevetters' is immers de middeleeuwse benaming voor leerlooiers, de ambachtslui die runderhuiden tot leder bewerkten. Dat de huidenvetterswijk precies op deze plaats terug te vinden is, is geen verrassing en kan verklaard worden vanuit de praktijk. Een ligging aan water, zoals hier aan de vliet De Gracht, was dus geen overbodige luxe.

Ten zuidoosten van de vliet stonden tot voor kort enkele 19de-eeuwse woonhuizen. Op deze plek werden nog resten van vele eeuwen bewoning verwacht. Om de bodem op deze plaats zo nauwkeurig mogelijk bloot te leggen, worden de werken uitgevoerd in 3 fasen of ‘werkputten'.

Een huis met verleden

Tot in 1973 stond op de plek van werkput 1 een huis in traditionele bak- en zandsteenstijl. Archeologisch onderzoek wees uit dat het gebouwd werd in de 16de eeuw. In de 19de eeuw werd op het achtererf van het huis een fortje aangelegd. Een smal paadje verschafte toegang tot vier kleine huisjes. In de laag onder dit fortje, tegen de vliet aan, werd een interessante ontdekking gedaan. Hier werden enkele kalkputten aangetroffen; het eerste bewijs dat de bewoners inderdaad leerlooiers waren! Het grote 16de-eeuwse huis bleek een bakstenen voorloper te hebben, die in de loop van de 14de eeuw gebouwd werd. En we kunnen nog verder terug in de tijd. Tijdens de late 13de eeuw stond er op deze plaats een huis waarvan het muurwerk uit zeer grote bakstenen bestond, kloostermoppen genaamd. Dit pand was op zijn beurt de opvolger van een huis dat vermoedelijk uit hout was gebouwd. Van dit ‘oudste' huis werden voorlopig enkel vloeren in aangestampte leem teruggevonden. Het vervolg van het onderzoek levert hopelijk de grondplannen en de vroegste geschiedenis van deze woningen op.

Niet enkel de kalkputten en de vliet zijn een aanwijzing dat het hier over een huidenvetterswijk gaat. Over de hele site verspreid worden hoornpitten en andere dierlijke botresten aangetroffen. De basisgrondstof voor het leder, runderhuiden, werd door de slagers geleverd aan de leerlooiers met de hoornpitten nog aan de huiden vast. Op die manier kon men controleren of men geen huiden van honden of varkens gebruikte, wat volgens een reglement van 1382 verboden was. Naast runderhuiden waren ook schapenhuiden toegestaan.

Schatten uit de beerput

Rechts naast dit huis met zijn verschillende fasen, dus meer naar de Huidevettersstraat toe, stond een tweede huis dat jammer genoeg heel wat minder goed bewaard was. Op deze plek werden namelijk in de 19de eeuw nieuwe huizen met grote kelders aangelegd die de resten van het oude gebouw grotendeels vernield hebben. Slechts de achtergevel en een bijgebouw werden nog teruggevonden. Onder de kelder van het bijgebouw bevond zich verrassend genoeg een beerput. Verwacht wordt dat zich daarin nog veel voedingsresten bevinden, en dus een schat aan informatie over het dagelijks leven en de welstand van de bewoners!

Nadat de eerste werkput aan de kant van de Huidenvettersstraat zorgvuldig was onderzocht en opgetekend, werd werkput 2 aan de Blaasbalgstraat onder handen genomen. De Blaasbalgstraat is genoemd naar het huis ‘de Blaasbalg', dat in de archieven vermeld wordt vanaf 1403. Bij dit huis lag een pleintje dat vanaf 1451 de Blaasbalgplaats genoemd werd. Later noemde dit pleintje ‘de Ledige Hoek' (1741).

Aan de oostzijde van de Blaasbalgplaats, tegen de straat aan, stond vanaf de 14de eeuw een bakstenen gebouw met op het gelijkvloers twee kamers. Tussen de resten van dit gebouw werden geen haarden waargenomen, wat er op zou kunnen wijzen dat het hier niet gaat om een gewone woning waarin geleefd en gekookt werd. In de loop van de 16de eeuw werd dit huis afgebroken en werd op dezelfde plaats een nieuw huis gebouwd. Dit gebouw werd in vrij slechte staat teruggevonden. Binnenin werden evenmin haarden maar wel drie kleine open stookplaatsen aangetroffen. Waarschijnlijk was dit een atelier of een werkhuis. Volgens de kadasterkaart was dit gebouw in 1824 al afgebroken. Nadien bleef deze zone onbebouwd.

De resterende zone rond de Blaasbalgplaats heeft te kampen met grondvervuiling. Om die reden kon hier enkel tot op een diepte van 1m opgegraven worden. Daarbij kwam aan het licht dat in de 15de-16de eeuw de gebouwen dieper in het perceel stonden. De gevels daarvan stonden schuin ten opzichte van de straat en keken uit op de Blaasbalgplaats. Een grondboring op het achtererf toonde aan dat er zich ook hier minstens één kalkput bevindt.

Houten kuipen

Op één achtererf werden twee goed bewaarde houten leerlooierskuipen aangetroffen. Ernaast bevond zich een beerput uit de 16de eeuw waarin verschillende glazen drinkbekers werden teruggevonden. Op een ander achtererf werd nog een derde, minder goed bewaarde kuip aangetroffen. Nadat de huiden een behandeling met ongebluste kalk in de kalputten hadden ondergaan, werden ze gewassen en in deze houten kuipen met gemalen eikenschors gelegd. Onderaan de houten kuipen die werden aangetroffen zat dan ook een dunne donkerbruine organische laag - resten van de schors. Alles bij mekaar werden op vier percelen sporen aangetroffen van leerlooierij!

Middeleeuwse wegversmalling

Op twee andere erven werden grote en vrij goed bewaarde bakstenen huizen teruggevonden. De oudste kernen van deze huizen liggen merkwaardig genoeg niet aan de straatkant, maar 4m diep in het perceel. In de loop van de 14de eeuw werd de oude bakstenen kern naar de voorzijde uitgebreid met een (bakstenen) aanbouw. Mogelijk wijst dit erop dat de Blaasbalgstraat oorspronkelijk breder was en in de loop van de 14de eeuw werd versmald. Ook een aantal sporen in zone 1 en 2 wijzen in die richting, maar een echte wegbedding werd nog niet aangetroffen.

Bijzonder aardewerk

Hoewel op een leerlooierssite misschien veel leren vondsten verwacht zouden worden, komen er bijzonder weinig te voorschijn. Wat wel opmerkelijk veel aangetroffen werd, zijn volledig bewaarde aardewerken potten en kruiken. Scherven vormen op elke site het grootste vondstaandeel, maar zeer zelden komen intact bewaarde potten boven. Dat ze op deze site zo talrijk gevonden worden, zegt misschien iets over de status van huidenvetters?

Pelgrimsinsigne

Wie we telkens graag zagen komen, is onze metaaldetector-man. Zo bespeurde de detector o.a. dit perlgrimsinsigne. Pelgrimginsignes werden als souvenier meegebracht na een bedevaart. Ze weerspeigelden het heilige object van het bedevaartsoord en moesten die heilige kracht thuis weer uitstralen. Wie goed kijkt, ziet twee opgeheven armen met open handen en een hart doorboord met een pijl. Ook bij de opgraving van de Grote Markt kwam een dergelijke insigne naar boven.